De O'slach
De O'slach was de plaats waar vroeger vis werd verkocht van de Hollumer vissers en later ook van Friese en Deense vissers. De vis werd door boeren met paard en wagen vanaf de Reede aangevoerd. De dorpsomroeper ging met de bel door het dorp en riep "vis op de O'slach". Iedereen haastte zich met een emmer naar de verkoping. De in manden aangevoerde vis werd door de afslager op een soort toonbank in porties uitgestald. De vis werd gemijnd (verkocht op de afslag). Hij begon met een hoge prijs, die daalde tot iemand 'mien' zei. Dat was dan de koper van het maaltje vis.
Visserij
Voordat de Amelanders zich met de walvisvangst gingen bemoeien, hadden zij zich al eeuwenlang bezig gehouden met visvangst dichter bij huis, met name in de Waddenzee. Daarbij ging het dan voornamelijk om het vangen van schelvis, kabeljauw, bot en schol. Dit was allerminst een beroep waar je rijk van kon worden. De hele familie moest meewerken om tenminste brood op de plank te krijgen. De vis werd gevangen met de beug, wat inhield dat men duizenden zeepieren per visvangst nodig had om de haken van de beug mee te azen. Hoewel het steken van pieren op het Wad zwaar werk was, werd dit toch meestal door de vrouwelijke familieleden van de visserlui gedaan.
In de hele achttiende eeuw prezen de visverkopers in Amsterdam de lekkerste schol die zij te koop aanboden als 'Amelander schol'. Het waren vooral de Hollumers die de visvangst vlak bij huis beoefenden. Dat zal te maken hebben gehad met de gunstige ligging, vlak bij het Amelander Gat. De Hollumers konden bij vloed veel eerder uitvaren dan de vissers van de andere dorpen. De visserij werd echter ook voor hen in de loop der tijd steeds minder lonend en het aantal schepen dat uitvoer daalde dan ook gestaag. In 1812 waren het er nog 15, in 1850 was dat aantal al gedaald tot 7. In 1888 was het verder teruggelopen tot 5 en kort na de eeuwwisseling was het gedaan met de visserij.
Bron: Ameland van Oost tot West, Hans Bakker